Deel 1: De Heren van Eynatten 1626-1794
Vóór
1626 was Nuth geen zelfstandige heerlijkheid, doch behoorde dit
dorp tot de hoofdbank Klimmen van het Land van Valkenburg.
Het Land van Valkenburg |
In de tijd van Karel V bestond het Land van Valkenburg, waarin Nuth gelegen was, uit de vier hoofdbanken Heerlen, Meersen, Klimmen en Beek en de oude Heerlijkheden Borgharen, Schinnen, Hoensbroek, Wijnandsrade, Geulle en Vaesrade, en verder nog TerBlijt, Eckelrade en Elsloo.
De
overige dorpen vielen de onder de zo even genoemde hoofdbanken. Hiervan
kregen er verschillende de heerlijke rechten in het begin van de 17e eeuw.
Om
te kunnen voorzien in de zware oorlogskosten gingen koning Philips II
van Spanje en zijn opvolgers, als hertogen van Brabant en Heren van
Valkenburg, over tot verpanding en tot verkoop van verschillende dorpen
die dan heerlijkheid werden. Dit gebeurde in 1626 ook met Nuth.
Reijmersbeek |
Oorspronkelijk
spraken de schepenen recht volgens het gewoonterecht, niet opgeschreven
“costuymen” of rechtsregels maar later ook volgens geschreven
rechtsregels. Ten aanzien van het administratief bestuur golden meestal
plaatselijk gegroeide gebruiken. In latere tijden vastgelegd in diverse
reglementen en ordonnanties. Dit alles noemde men het “bankrecht”.
Familiewapen van Eynatten "ze zwemmen weg of ze vliegen weg" |
Toen
de Heer van Eynatten deze verklaring van de inwoners vernam, beloofde
hij van zijn kant “die inwoenderen daerby te laeten, hun naer syn
Vermogen daerby te handhaven ende voerts niemant van die ondersaten
anders te behandelen dan nae land- en banckrecht".
Jhr.
Steven van Eynatten werd op deze voorwaarden als Heer van Nuth erkend
en aangenomen door de burgerij. Hij kon de pas geboren heerlijkheid in
pand aanvaarden, tegen een jaarlijks bedrag, ten einde deze te besturen
tot bescherming van de goeden en tot bestraffing van de kwaden.
Hierop hebben de verzamelde inwoners de nieuwe Heer “trouw ende hold” beloofd.
Vanaf
dat moment was Nuth dus niet meer afhankelijk van de hoofdbank Klimmen,
doch een zelfstandige heerlijkheid, met eigen bestuur.
Jan
Ulrich van Eynatten volgde zijn vader op en werd in 1642 door aankoop
eigenaar van de heerlijkheid Nuth. Hij werd op 27 maart 1627 te Nuth
geboren en overleed te Reijmersbeek op 8 juni 1677. Als eerste heer van
Nuth is hij in het koor van de oude parochiekerk te Nuth begraven. Zijn
zoon Herman Theodoor van Eynatten was in 1694 heer van Nuth
tegelijk met zijn moeder. Verklaringen en wederzijdse beloften, zoals
bij de eerste inhuldiging in 1626, hadden plaats bij elke volgende
inhuldiging van een nieuwe heer. Zo verklaarde ook op 23 februari
1696 Jan Steven Baron van Eynatten en hij voegde er nog aan toe, dat hij
zou handelen evenals zijn moeder die tot nu toe met haar kinderen de
heerlijkheid had bestuurd.
De
heerlijkheid Nuth, liggende in het Land van Valkenburg, bleef een leen
van het manhuis van Valkenburg. Na het overlijden van een gebiedende
Heer moest het wederom door diens opvolger in ontvangst worden genomen,
“verheeft” worden zoals men dat noemde. Bij zulke gelegenheden moesten
15 goudgulden betaald worden voor “heergeweide” en 50 schillingen voor
hofrechten. Na verovering van Maastricht in 1632 hadden de Hollandse
staten zich meester gemaakt van een groot gedeelte van het land van
Valkenburg. De inwoners moesten toen zware lasten en schattingen
opbrengen. Tijdens de Staatse overheersing moesten de beleningen
gebeuren voor het leenhof te Brabant, dat in Den Haag gevestigd werd. Op
20 december 1633 verscheen voor het leenhof mr. Lambert Rietraet,
gevolmachtigde van Jhr. Steven van Eynatten, heer te Reijmersbeek en
pandheer van Nuth, en werd van wegen de staten Generaal met de
heerlijkheid Nuth beleend, zoals deze in 1626 was verpand geworden. De
Heer van Nuth werd in hulde eed en trouw genomen.
De latere beleningen geschiedden voor 's Konings leenhof van Valkenburg.
Nuth werd aldaar verheven op 6 september 1642 door Jhr. Steven van Eynatten; op 26 augustus 1741 door Jan Bavo Meijs in naam van Frans Joseph baron van Eynatten na de dood van zijn vader Jan Steven baron van Eynatten. Als laatste in 1792 door Karel Theodoor baron van Eynatten tot Reymersbeek, kamerheer van de keurvorst van de Palts en ambtman te Euskirchen.
Nuth werd aldaar verheven op 6 september 1642 door Jhr. Steven van Eynatten; op 26 augustus 1741 door Jan Bavo Meijs in naam van Frans Joseph baron van Eynatten na de dood van zijn vader Jan Steven baron van Eynatten. Als laatste in 1792 door Karel Theodoor baron van Eynatten tot Reymersbeek, kamerheer van de keurvorst van de Palts en ambtman te Euskirchen.
Tot
aan de opheffing van de heerlijkheid, tengevolge van de komst der
Fransen tijdens de Franse revolutie in 1794, hebben de heren van
Eynatten te Reijmersbeek de voormalige heerlijkheid Nuth in bezit gehad.
De laatste Heer van Nuth was Karel Theodoor van Eynatten, geboren in
1757. Tengevolge van de inlijving der landen van Overmaas bij de
Franse Republiek, ging, zoals gezegd, de heerlijkheid Nuth ten gronde.
De baron van Eynatten, die toen met zijn familie emigreerde, leed
hierdoor grote schade aan zijn fortuin.
Hij keerde in 1801 terug naar Trips en overleed in 1842.
© NuthvanToen / Hub Ritzen
0 reacties:
Een reactie plaatsen