Opmerkelijke vondst bij Prickenis
Enige tijd geleden kwam bij zoeken met een metaaldetector in het gebied Terworm een opmerkelijke vondst boven de grond. De vinder trof het voorwerp aan in de buurt van het voormalige kasteel Prickenis in het talud van de spoorweg op nog geen vijftien centimeter diepte. Hij kwam voor het determineren ervan naar de gemeentelijke archeoloog die hem naar mij doorverwees. Het fenomeen zoeken met metaaldetector neemt de laatste jaren hand over hand toe, zeer tegen de zin van de meeste professionele archeologen. Toch moet je vaststellen dat je nauwelijks iets tegen het fenomeen kunt inbrengen. Meestal vindt men met de metaaldetector slechts in de bovenste lagen iets en doordat de "schatgravers" toch regelmatig voor advies in contact komen met de professionals, kan er een leerproces optreden waar beide partijen iets aan hebben. Al heel wat van de gelukzoekers weten dat vondsten zonder goede registratie van vindplaats en vondstomstandigheden waardeloos zijn. De man die zich bij mij meldde, wist op de D2-satellietkaart de vindplaats exact aan te geven.
Een zilveren zegelmatrijs
Het gevonden voorwerp bleek een vrij gave zilveren (lak- of was-)
zegelmatrijs te zijn van 28 mm doorsnee. Het vertoont een randschrift en
een gehelmd wapen. Het wapen vertoont een lichte beschadiging. Omdat
randschriften lezen niet mijn sterke kant is - je hebt er geoefende ogen
voor nodig - en ook het herkennen van een adellijk wapen
specialistenwerk is, heb ik een foto en een kleiafdruk van het wapen in
de historische werkgroep "Het Land van Herle" laten circuleren.
Verschillende werkgroepleden weten van de hoed en de rand, dat bleek.
Vooral door de hulp van onze adel- en kastelenkenner Albert Corten
hadden we al gauw voldoende aanwijzingen om tot een determinering van
het voorwerp te komen. Hij typeerde het wapen als laat-vijftiende eeuws.
Overige aanwezigen gaven de nodige bijval en verwijzingen naar enige
literatuur. Het wapen blijkt van de familie Prick te zijn. Het toont een
steekschild met daarin een leeg schild, bekroond met een helmteken met
drie veren. Het randschrift was daarna makkelijk te ontcijferen:
Om welke Peter Prick van Gitsbach gaat het hier? Wat is zijn plaats in de Heerlense geschiedenis en is er nog iets meer te weten te komen over het voorlopig beschreven wapen? Ik doe u hierna verslag van mijn zoektocht naar informatie. De door de werkgroep genoemde literatuur was snel gevonden. Deze bevestigt de conclusie dat het wapen van de familie Prick is. De Akense schepen Coen Prick voerde een dergelijk wapen, bekend op schepenoorkonden uit 1511 en 1512. 1)
Is het van de familie Prick van Prickenscheidt?
Coen Prick was maar kort schepen van Aken, van 1509-1512. Waarschijnlijk
moest hij zijn ambt neerleggen toen hij ervan werd beschuldigd dat hij
tijdens een ruzie samen met zijn broer Johan in de schepenbank Heerlen
in een schuur een man met een dorsvlegel om het leven had gebracht. Coen
blijkt samen met zijn broer Johan het Keurkeulse leen Prickenscheidt in
Schaesberg, de huidige gemeente Landgraaf, te bezitten. Bij een
rechtszaak over dit bezit na zijn dood in 1530 of 1531 blijkt dat hij
een natuurlijke zoon Peter had. 2) De hoeve Prickenis, een Valkenburgs en Wickrader leen, blijkt op dat moment niet in het bezit van deze familie Prick te zijn. 3)
Het is dus - gezien de vindplaats nabij het voormalige adellijke goed
Prickenis - zeer onwaarschijnlijk dat deze Peter de eigenaar van het
zegelstempel was. Bovendien verheft Peter Prick in 1543 de
»Hoef Der Scheijdt of Janusscheijdt, Pricken- of Dortantsleen«. 4)
Het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat hij ooit op Prickenis heeft
gewoond. Gedachtig de opmerking van de heer Corten over de datering van
het wapen zocht ik dus verder naar oudere gegevens over de familie Prick
en het goed Prickenis.
Wat weten we over het goed Prickenis?
Als eerste kwam ik een artikel tegen over de kasteelnamen in het gebied
Terworm. Volgens de leer van de toponymie moet de naam Prickenis zijn
afgeleid van de familienaam Prick. 5)
Wanneer was het goed dan in het bezit van de familie? Bezien we de
beleningen van Prickenis dan krijgen we in de bestaande literatuur
daarover een wat onduidelijk beeld voor wat betreft de familie Prick.
Een eerste publicatie over de familie in samenhang met goederen in het
gebied rond Terworm vinden we bij Habets.
Is er een Peter bij de 15e eeuwse familie Prick op Prickenis?
In een van de leenregisters wordt Coen Prick in 1445 en 1446 ook leenman van Wickrade genoemd. 15)
Daarnaast komt er een » Coen Pryck van Geytsbach « voor in 1412 bij een
betaling van 100 zware Rijnse guldens aan Werner van Gronsveld. 16)
Een zegel van deze Coen is ook bekend. Hij zegelt mee op een oorkonde
van 7 maart 1428, uitgevaardigd door Irmgard van Voerendaal, weduwe van
ridder Johan Hoen, en op een oorkonde van 17 september 1431
uitgevaardigd door Margaretha van Kuchem, weduwe van Johan Schavendries
van Imstenrade. Het betreft hier in beide gevallen eenzelfde zegel.
Weergegeven is een effen schild beladen met een hartschild met het
randschrift: »Coen Prick van Geisbach«. 17)
Er is nog een latere vermelding van een Coen Prick bekend in een lijst
van leenmannen van Millen uit 1472. Een directe familierelatie valt
hierbij niet vast te stellen. 18)
Daarnaast maken we nog kennis met drie andere familieleden in twee
andere bronnen. Twee broers Prick vinden we in een van de charters van
het Heerlense Stadsarchief. Dit beschrijft een verkoop van vier mud
rogge in 1479 door Johan en Gerard »Prick van Geitzbach«. 19)
Rond 1500 komt een Johan van Gitsbach genoemd Prick voor als leenman
van »de groette hoeff van d(er) Anstele(n)«, gelegen onder Kerkrade. In
1506 en 1512 is hij stadhouder van de lenen van 's-Hertogenrode. 20)
Een zus (?) van hen wordt genoemd in een beschrijving van de grafzerk
van Hendrik van Bylant uit 1534 in de R.K. kerk van Vierlingsbeek. Op de
grafsteen is in een van de kwartieren het wapen van Prick van Gitsbach
uitgebeiteld, weer een schild met een hartschild. Het betreft blijkbaar
het wapen van grootmoeder van moederskant van Hendriks vrouw, Bela van
Hochsteden, Lisa Prick van Gitsbach die getrouwd was met Philip van
Horrem genaamd Schram. 21) Dit gegeven
is in meer dan één opzicht nog van belang, zoals hierna nog zal
blijken.Uit de beleningen van het huis Schinnen blijkt namelijk dat een
Coen Prick en een Pauwels Schram 55 bunder van de hoeve Koningsbeemd
bezaten.
22) Een Peter Prick wordt in genoemde periode in de door mij doorgenomen leenregisters nergens genoemd.
Uiteindelijk toch gevonden: Peter Prick van Gitsbach
Op zoek naar een genealogie Prick vond ik bij de afronding van dit
artikel alleen enige aantekeningen uit de Sammlung von Oidtman. 23)
De aantekeningen vermelden twee verschillende familiewapens. De
beschrijving volgens Macco die er wordt geciteerd, betreft het wapen op
het gevonden zegelstempel: »In Gold ein schwarzes Schildchen, Helm: 3
Federn«. 24) Maar wat belangrijker is:
in deze genealogische aantekeningen wordt een 'Peter Prick van Geysbach
1476' vermeld. Hierin zijn de ouders van Peter niet genoemd, maar wel
zijn zus, Elisabeth Prick van Gitsbach die getrouwd was met Philipp van
Horrem genaamd Schram. Nader onderzoek leert op welke akte deze
aantekening is gebaseerd. Peter en Elisabeth Prick blijken getuigen bij
een akte van 8 januari 1476 van huwelijkse voorwaarden van Wilhelmina
Schram van Horrem die trouwt met Willem van Hochsteden. Het wapen van
Peter Prick zat op de originele akte. Helaas kunnen we niet vergelijken
omdat er slechts een afschrift op papier bekend is. De beschrijving van
zijn wapen door Macco lijkt te passen op de gevonden zegelmatrijs. 25)
Conclusie
Op basis van deze gegevens kom ik dus tot de voorzichtige conclusie dat
de gevonden zegelmatrijs van laatstgenoemde Peter Prick van Gitsbach
moet zijn. Hij moet in de vijftiende eeuw door erfopvolging eigenaar
geweest zijn van het kasteel Prickenis. Meer dan zijn plaats in de
familie Prick is over hem (nog) niet bekend. Het hebben van een
zegelmatrijs wijst er echter op dat hij bestuurlijke of andere
belangrijke functies gehad moet hebben.
Door ontbreken van goede genealogische gegevens kan nog maar weinig over
de exacte familieverhoudingen worden gezegd, maar de puzzel lijkt al
aardig opgelost te kunnen worden als aangegeven in bijgaande
genealogische tabel. 26) Het is echter niet meer dan een hypothese.
*. De auteur dankt de heer Albert
Corten voor zijn assistentie en de inzage en beschikbaarstelling van
zijn aantekeningen betreffende Prickenis en de familie Prick.
1. Luise Freiin von Coels von der Brügghen, Die Schöffen
des königlichen Stuhls von Aachen von der frühesten Zeit bis zur
endgültigen Aufhebung der reichsstädtischen Verfassung 1798, in: ZAGV
50(1928), 547-548, 238-239.
2. Von Coels von der Brügghen, Schöffen, in: ZAGV 50(1928), 238. Zij
baseert dit op een prozes voor het Reichskammergericht, P 1934, fol. 11b
ff en B. 3582.
3. J. Habets, Geschiedenis van het Leenhof en de lenen van Valkenburg, in: PSHAL 22(1885), 180.
4. J. Habets, in: PSHAL 22(1885), 208.
5. W.J. Krüll, Kasteelnamen uit het gebied van Terworm; Bijdrage tot de
toponymie van Heerlen, in LvH (35(1985), 53-62, met name 57-59 en de
bijbehorende voetnoten.
6. E. Ramakers [e.a.], De eigenaars van kasteel Terworm vanaf de late Middeleeuwen, in: LvH 49(1999), 109-110.
7. J. Habets, in: PSHAL 22(1885), 161. Hij verwijst naar het Register Dobbelsteyn, Wickrader leen nr. 22). .
8. RA Limburg, Maastricht, LvO inv.nr. 743 (oud 823). Kopie in GA
Heerlen, Bronnenboek, map 1369 e.v. Een kopie uit ca 1595 van Jo(hannes)
Crieckelman geeft nagenoeg dezelfde tekst. RA Limburg, Maastircht, LvO
inv.nr. 742 (oud 822), fol. 10v. Een vijftiende eeuws afschrift van een
register met de titel »Leenboeck van Valckenborch« waarin ook Wickraadse
lenen in de bank Heerlen vanaf 1381 staan opgetekend, geeft op fol. 12v
nagenoeg dezelfde tekst: »Coen Pricke V cleyne hueve(n) gelege(n) zo
Geisbach so nat so droge ind iiii man leen«. ARA Brussel, Archief
Brabantse Rekenkamer, inv.nr. 570. Kopie in GA Heerlen, Bronnenboek, map
1381 e.v.
9. Krüll, Kasteelnamen, 62, voetnoot 36.
10. L. de Crassier, Dictionnaire historique du Limbourg Néerlandais, de
la période féodale à nos jours, in: PSHAL 71(1935), 372-375. De Crassier
geeft in ieder geval een aantal verkeerde jaartallen, zo niet ook
verkeerde interpretaties, zoals uit het vervolg van het verhaal zal
blijken.
11. RA Limburg, Maastricht, LvO 738, 740 t/m 743 (14e-17e eeuw)
betreffen alle lijsten die in het midden van de 17e eeuw zijn
vervaardigd, behalve 743 (in 1444) en 742 (vervaardigd rond 1595). LvO
746 t/m 751 betreffen de latere leenregisters van 1535-1646. Er zal nog
een gedegen onderzoek nodig zijn om de registers in goed perspectief te
plaatsen en (geautomatiseerd) te ontsluiten. Als daarbij ook de in
Brussel en Düsseldorf berustende registers betrokken worden, zullen de
grote en vaak geciteerde werken van Habets en De Crassier verbeterd en
herschreven kunnen (moeten) worden.
12. ARA Brussel, Archief Brabantse Rekenkamer, Limbourg, inv.nr. 48887
en inv.nr 2437. Volgens aantekeningen van de heer Corten. De rekening is
gepubliceerd in: A. Buchet, Reliefs de fiefs au duché de Limbourg et
aux Pays d'Outremeuse sous Philippe le Hardi et Antoine de Bourgogne
(1396-1406), in: Bulletin de la Société Verviétoise d'Archéologie et
d'Histoire, 41(1954), 19-20.
13. ARA Brussel, Archief Brabantse Rekenkamer, inv.nr. 570. Kopie in GA Heerlen, Bronnenboek, map 1381 e.v., fol. 75v.
14. RA Limburg, Maastricht, LvO inv.nr. 738 (oud 819), pag. 136 en 137,
LvO inv.nr. 740 (oud 820) fol 16v en 24r en ook in LvO 741 (oud 821),
fol. 28r.
15. RA Limburg, Maastricht, LvO 743, f. 45/46 en LvO 742, fol. 11v. Ook
gepubliceerd in: H.F. Macco, Beiträge zur Geschichte und Genealogie der
Rheinische Adelsfamilien, 1884. Band I, 195.
16. Schloss Haag, Geldern, Archief van de heren en familie Van Hoensbroech, inv.nr. 803, charter 4 augustus 1412. .
17. E. Rozenkrantz, Stukken betreffende Limburg in het Stadsarchief van
Keulen, in: Msg 12(1890), 30. Stadtarchiv Köln, Urkunde nr. 10442. En:
Hauptstaatsarchiv Düsseldorf, Archief K. Paffendorf, Verzeichnis Nr.
110-24-1, Band 1 "Urkunden", Nr. 183.
18. J. Belonje, De leenkamer van Millen, in: De Limburgse Leeuw
5(1956/7), 92. In 1512 blijkt een Koen Prick schepen van Niederzier te
zijn. Vereinigte Adelsarchiven im Rheinlande E.V., kasteel Ehreshofen,
Engelskirchen (VAR), Archiv Schloss Bergerhausen-Hochsteden te
Niederzier, Urkunde 57 (vermeld in de "Verzeichnis Wilkes", blz. 20).
19. GA Heerlen, Archief Schepenbank Heerlen, inv.nr. 4284 (charter 7).
20. ARA Brussel, Archief Brabantse Rekenkamer, inv.nr. 574, fol. 8. En
volgens mededeling W. Nolten: ARA, Brussel, Archief Leenhof van Brabant,
inv.nr. 5492, fol. 1. Herbert M. Schleicher, Ernst von Oidtman und
seine genealogisch-heraldische Sammlung in der Universitäts-Bibliothek
zu Köln, Band 12, Köln 1997, 246.
21. M.J. Janssen, Grafzerken in de kloosterkerk te St. Agatha bij Cuijk,
met genealogische aantekeningen, in: PSHAL 36(1900), 143-145. De
genealogische gegevens voor de beschrijving waren afkomstig van Ed.
Rosenkrantz te Wiesbaden.
22. H. Pijls, Bijdrage tot de geschiedenis van de voormalige
heerlijkheid Schinnen, in: PSHAL 65(1929), 136. Ook: De Crassier,
68(1932), 160.
23. Schleicher, Bd 12, 245-246. Mappe 954 van de Sammlung Oidtman bevat aantekeningen over de familie Pryck.
24. H.F. Macco, Beiträge zur Geschichte und Genealogie Rheinischer
Adels- u. Patrizierfamilien, 1884. Band II, 62, afbeelding 98. Het
betreft een beschrijving van het wapen van Coen Prick, schepen van Aken.
25. VAR, Archiv Schloss Bergerhausen-Hochsteden te Niederzier, Urkunde
Nr. 31. Schleicher, Bd. 8, 373 geeft een samenvatting van deze akte. Hij
heeft deze aantekening weer uit de Redinghovensche Sammlung in de
Staats-Bibliothek München, Band 65, onder 1476 Hochsteden.
26. Toelichting op de tabel: Coen Prick (1509-1530) trouwde voor 1510
met Maria van Buysbach. Het was zijn eerste huwelijk en hij was op dat
moment ouder dan vijftig, zijn vrouw zestig jaar. Johan Prick
(1479-1516) was gehuwd met Elser Gevenich (wordt vermeld in 1500),
terwijl Johan Prick (1512-1543), genoemd als bezitter van de helft van
Prikkenleen, gehuwd was met Elisabeth Buyter (1512) en mogelijk van 1540
tot zijn overlijden in 1543 schepen van Aken was. Coen Prick
(1472-1518) wordt venmeld als schepen van Niederzier in 1518 en als
leenman in Millen in 1472. Mogelijk hoort hij in deze genealogie niet
thuis, maar dat is zoals de hele tabel nog vrij onduidelijk. Zie voor
een en ander:Von Coels von der Brügghen, Schöffen, in: ZAGV 50(1928),
238-239 en Schleicher, Bd 12, 245-246. Mappe 954 van de Sammlung
Oidtman.
27. A. Verkooren, Inventaire des chartes et cartulaires des duchés de
Brabant et de Limbourg et des Pays d'Outre-Meuse, IIme Partie,
Cartulaires, Tome I (800-1312), Bruxelles 1961, 204. ARA, Archief
Brabantse Rekenkamer, inv.nr 1. Akte van 5 mei 1301 ingeschreven in dit
cartularium op fol. 24v.
28. RA Gelderland, Archief van de heren en graven van Culemborg, inv.nr.
6542. Op blz. 4 staat: »... en(de) III s(cillinghe) t(er) be(den) va(n)
der ho(ve) va(n) Bennerbergh en(de) Pricken stifsone ghilt terdeil van
desen recht.« Kopie in: GA Heerlen, Bronnenboek, map ca. 1330.
Copyright © 2003. Jede Veröffentlichung, auch teilweise, gleich mit welchem Medium, ist ohne schriftliche Genehmigung des Autors nicht erlaubt. Nadruk verboden.